Kom , verlosser van de volken!
*plm. 340, Trier (?) – † 4 april 397, Milaan
Kerkvader Ambrosius heeft geen onverdeeld gunstige pers. In zijn tijd werd het christendom steeds meer staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. Ambrosius is er medeverantwoordelijk voor dat dit niet gunstig uitpakte voor de joodse minderheid. Toen er ergens bij rellen synagoges in brand waren gestoken vond hij het niet nodig dat keizer Theodosius medewerking verleende aan de wederopbouw. Een verkeerde toon was gezet.
Toen de keizer op een keer een stel opstandige Grieken ongenadig had afgeslacht legde Ambrosius hem wel een publieke boetedoening op, waaraan de keizer gehoorzaamde. Ambrosius was tegen de doodstraf, zette zich in voor de armen en was een voorbeeld van sober leven. Dat allemaal wel.
Volgens een legende zoemde er een zwerm bijen boven de pasgeboren baby en legden ze honing in zijn kleine mond. Zo werd hij hun beschermheilige. Zijn vader zou het hebben opgevat als een teken van toekomstige welsprekendheid. De legende kan afgeleid zijn van zijn naam, Ambrosius betekent zoiets als godenspijs. Inderdaad ontwikkelde hij zich tot een goede spreker. En toen hij bij een conflict over een bisschopsbenoeming in rijkshoofdstad Milaan als rijksfunctionaris wilde bemiddelen, riepen de aanwezigen in de kerk ‘Ambrosius bisschop.’ Vox populi vox dei was de regel: de stem van het volk is de stem van God. Waarop hij zich na enige aandrang liet dopen (gedoopt zijn ging nog wat moeilijk samen met het dragen van een overheidsambt) en het ambt aanvaardde. Hij kon goed Grieks lezen en schrijven, waardoor hij zich de theologie van zijn tijd snel eigen kon maken en met collega’s elders corresponderen. En zijn preken werkten op menigeen betoverend, waarop niemand minder dan de latere kerkvader Augustinus zich door hem liet dopen.
Hij schreef ook een reeks theologische verhandelingen. Maar zijn belangwekkendste bijdrage aan de kerk werden zijn liederen. Ambrosius stimuleerde het zingen van de gemeente. Niet alles wat als ‘Ambrosiaans lofgezang’ wordt gezongen is van hem afkomstig. Mogelijk wel de tekst van het Te Deum. En in elk geval de tekst en de muziek van enkele geslaagde strofische liederen. Met stip op één staat Veni redemptor gentium. Het is ons oudste kerstlied. Luther heeft met succes ervoor gezorgd dat het ruim een millennium later een tweede leven kreeg in de vorm van het lied ‘Nun komm der Heiden Heiland’, ‘Kom tot ons, de wereld wacht’ (lied 433). En vervolgens schreef Bach daar weer wonderschone muziek bij.
Luther liet een paar strofen over de maagdelijkheid van Maria weg, een stokpaardje van Ambrosius. Sommige vaders lieten hun dochters thuis uit angst dat ze onder de invloed van zijn preken zouden kiezen voor levenslang behoud van hun maagdelijk staat. Het was kennelijk ook Luther te gortig. Van hem hoefde het celibaat en het ongehuwde leven als monnik of non niet meer.
Maar tegen hemelse bijstand voor onze bijen kunnen we moeilijk bezwaar maken. Ze hebben het slecht. En dus is het misschien toch niet zo erg dat Ambrosius in Milaan nog steeds een grote naam is.