Een paar dagen geleden, week drie van 2012, hoorde ik op de radio een interessant interview met Gabriël van den Brink. Volgens zijn jarenlang wetenschappelijk onderzoek valt het met Nederlanders best mee. Mensen zijn veel socialer dan uit sommige discussies van de afgelopen jaren in de media of de groei van de PVV naar voren komt. Hij voerde onder andere een man op die vol overtuiging op de PVV stemt vanwege het anti-immigratiebeleid, maar tegelijk met passie als vrijwilliger allochtonen sportles geeft. ‘Je moet niet kijken naar wat mensen roepen, maar naar wat ze in feite doen.’
Als sociaal wetenschapper wil Van den Brink het woord toewijding gebruiken voor wat hij waarnam. Hij onderscheidt drie soorten toewijding. Allereerst de oude, de sacraal-religieuze. Die is weliswaar verminderd, maar is er nog steeds. Daarnaast de sociale toewijding, waarbij we investeren in familie, vriendschappen, actief zijn in hulpverlening, zorg etcetera. Hij wilde een aantal andere verschijnselen samenvatten als vitale toewijding. Te denken valt aan zorg voor het eigen lichaam, de gezondheid, het milieu, maar ook de aandacht voor dierenwelzijn, waarvoor de beruchte animal cops symbool staan. En alles dan bij elkaar opgeteld staat het in ons land bol van toewijding.
Interessant. Wie alleen maar de afname van religieuze toewijding ziet en daar een sombere prognose op baseert over zedenverwildering en erger, kan een belangrijk kenmerk van onze moderne samenleving ontgaan. Toewijding verschuift. En in een richting die allerminst haaks staat op religie. Integendeel. Was religie – althans in de gedaante van religie volgens Tora, profeten, evangelisten en apostelen – niet bedoeld om de toegewijde aandacht aan de behoeftige naaste en de kwetsbare aarde te stimuleren? Ik denk in het bijzonder aan het bijbelboek Leviticus, dat helemaal in het teken staat van al deze drie vormen van toewijding. In Leviticus zijn ze zelfs onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Het begint met lange voorschriften voor offers en gaat dan verder over de toewijding aan land, lijf en (naasten)liefde!
De vraag is wel wat er van de andere vormen van toewijding overblijft en of deze goed gericht blijft, als de eerste vorm weg valt. Als God als bron, als Schepper van onze toewijding verdwijnt, wat is dan de motivatie? Mensen kunnen ook vol overgave aan een groot kwaad zijn toegewijd. En wat te denken van de mevrouw die haar hondje het lekkerste van het lekkerste geeft en na zijn overlijden (want ook dieren gaan tegenwoordig niet meer dood maar overlijden net als mensen) een kostbare begrafenis bezorgt, maar uit trots weigert het contact met haar kinderen te herstellen?