O, laten wij die de oorlog verklaren aan oorlogen en die erkennen dat wij alleen op God vertrouwen, in het licht wandelen en daarin onze bezittingen, waardevolle spullen, meubels en kleren bezien of zij mogelijk de zaden van oorlog voeden.
*19 oktober 1720, Rancocas, New Jersey
† 7 oktober 1772, York (GB)
Tot ver in de achttiende eeuw was ondanks bewegingen van religieuze opwekking en intellectuele Verlichting slavernij volstrekt vanzelfsprekend. Ook voor de Quakers, de Vrienden van het Licht. Dat zij in de voorhoede kwamen van de strijd om afschaffing van slavenhandel en slavernij is voor een flink deel te danken aan John Woolman.
Geheel in Quaker stijl is zijn autobiografie doorspekt van getuigenissen over dromen en spirituele inzichten. ‘Al voor mijn zevende raakte ik vertrouwd met de werken van Goddelijke Liefde’. Ongeveer 23 jaar oud kreeg hij veelvuldig ‘verse hemelse openingen’ over de zorgzame voorzienigheid van de Almachtige voor zijn schepping, de mens in het bijzonder. Hij was toen werkzaam bij een koopman. Die vroeg hem om een rekening te schrijven voor de verkoop van een zwarte vrouw. Een gewetensconflict! Slaven houden leek hem ‘inconsistent’ met christelijk geloof. Deze keer gehoorzaamde hij zijn chef nog. De volgende keer weigerde hij.
Woolman trouwde met een geloofsgenote en koos voor onafhankelijkheid door kleermaker te worden, goed te combineren met de publieke verkondiging die hij als zijn opdracht voelde. Na twee grote reizen door zuidelijker staten vond hij dat de extreme onderdrukking van veel slaven maar een duister schijnsel over het land liet hangen. Hij schreef Enkele beschouwingen over het houden van negers. Mannen en vrouwen zijn gelijkelijk geschapen naar het beeld van God. Christelijk geloof is een boodschap over vrijheid voor iedereen! En er ging hem ook een licht op over de positie van de oorspronkelijke bevolking van Amerika. Hij bezocht dorpen van Indianen, zette zich in voor het beperken van de verkoop van rum en ijverde voor een rechtvaardiger landpolitiek.
Kenmerkend was zijn consequente levenshouding. Hij reisde zoveel mogelijk te voet, at vegetarisch en droeg ongeverfde kleding (verfstoffen werden vervaardigd door slavenhanden). Bij oorlogen in 1755 met Fransen en Indianen weigerde hij belasting te betalen. Een keer liep hij weg van een diner toen bleek dat de zwarte bedienden slaven waren. Waarop de eigenaar beloofde hen vrij te laten.
In 1772 voer hij naar Londen. De Quakers namen er een anti-slavernij-oproep op in hun jaarlijkse rondzendbrief. De rijke Londenaren waren onder de indruk geraakt van zijn oprechtheid. Kort erna overleed hij aan waterpokken. Zijn Dagboek verscheen postuum en is eindeloos herdrukt: een monument van Amerikaanse spiritualiteit. (2020)