Nochtans maak ik me leproos met de leprozen, wanneer ik preek spreek ik hen toe als ‘Wij melaatsen’
*3 januari 1840, Ninde (B.) – † 15 april 1889, Molokai (Hawaiï)
Er was voor de zeer besmettelijke ziekte lepra tot ver in de twintigste eeuw geen medicijn. Als quarantainemaatregel werden de leprozen vaak voor de rest van hun leven in een aparte kolonie gehuisvest. Een ervan was het schiereiland Molokai op Hawaï.
Damiaan de Veuster was het zevende kind uit een Vlaams boerengezin. Zeven jaar oud verloor hij een zus aan cholera. Als zestienjarige ging hij het klooster in. Hij werd pater van de Congregatie van de Heilige Harten van Jezus en Maria. Na zijn studie kreeg Damiaan toestemming om als missionaris te gaan werken op de Hawaï-eilanden. Hij vervulde daarmee de droom van zijn broer die tyfus had gekregen en niet kon gaan.
In 1864 kwam hij aan in dit ‘verdorven, heidens en afgodisch land.’ Na arbeid als rondreizend missionaris en parochiepriester stelde hij zich in 1873 beschikbaar voor de leprozen van Molokai. Hij kende de risico’s, maar ze hadden God nodig. De kolonie telde 700 tot 1000 melaatsen. Ze leden niet alleen lichamelijk. Damiaan zag extreme dronkenschap, immoreel gedrag, misbruik en grote wanhoop. Ze kregen voedsel en andere voorzieningen, maar geen medische hulp. Behalve priester met soms elke dag een begrafenis werd Damiaan ook dokter, ziekenverzorger, begrafenisondernemer, timmerman van 600 doodskisten. Hij stelde begrafenisverzekeringen in. Wetten werden weer nageleefd. Er kwamen degelijke huizen, dorpen, een school, een bloeiende parochie. Een van zijn smeekbrieven haalde de Britse pers. Vanuit het buitenland kwamen geld, medicijnen en kledij, vaak van protestanten.
Kerkdiensten opende pater Damiaan met de woorden ‘Mijn dierbare broeders en zusters’. Op een morgen in 1885 moest hij zeggen: ‘Mijn collega melaatsen, ik ben één van u.’ Hij overleed vier jaar later. Zijn indrukwekkende antwoord op de vraag naar Gods aanwezigheid in schrikbarend lijden was verbinding en eenwording met hen. In zijn brieven schreef hij vaak dat hij tevreden en gelukkig was tussen zijn melaatsen.
Er werd wel gedacht dat lepra het gevolg was van ontucht. Ook Damiaan is tijdens zijn leven nog aan vernederende onderzoeken onderworpen. Maar na zijn dood is hij op allerlei voetstukken gezet: standbeelden, een zalig- en heiligverklaring, plechtige herbegrafenis en verkiezing tot grootste Belg.
Bestrijding van het ‘eenzaamheidsvirus’ is ook nu soms riskant werk. Applaus voor allen die ondanks besmettingsgevaar het noodzakelijke doen!
(maart 2020)