Ons geloof vraagt van ons het te delen met anderen. We dwingen niemand. Als we gasten hebben spreken we in hun taal en bieden we hen het beste dat we hebben.
*6 januari 1945, Teheran – † 19 januari 1994, Teheran
Iran staat dit jaar opnieuw in de top tien van de Ranglijst Christenvervolging van Open Doors. De christenen vormen in dit grote islamitische land maar een kleine minderheid, met oude rechten en zelfs enige zetels in het parlement. Het probleem zit vooral in de talrijke overgangen van moslims naar het christelijk geloof.
Een bekend slachtoffer van het Iraanse bewind van Khomeiny is de kerkleider Haik Hovsepian Mehr. Hij was van Armeense origine, dus lid van een oude etnische minderheid. Op zijn vijftiende sloot hij zich aan bij een Pinkstergemeente. In 1967 kreeg hij de leiding van een gemeente in een voorstad van Teheran. Toen hij in militaire dienst gelegerd was bij de Kaspische Zee stichtte hij daar een huisgemeente in Gorgan. Hij was een gedreven evangelist die met zijn charme en overtuigingskracht veel indruk maakte. Hij was ook een begenadigd muzikant die liederen in het Farsi vertaalde en zelf liederen schreef. Dat bleef zo na een tragisch verkeersongeluk waarbij er vier kinderen omkwamen, waaronder een van Hovsepian en zijn vrouw.
Na de islamitische revolutie zette hij zich in voor kerkelijke samenwerking en werd hij voorzitter en woordvoerder van de Iraanse Raad van Kerken. Hoewel hij als leider van een Pinksterkerk geen bisschop was, werd hij vanwege zijn rol wel zo genoemd.
Tekenend voor zijn onverschrokkenheid is dat hij in 1993 een van de slechts twee kerkleiders was die weigerde te verklaren dat zij niet onder moslims zouden evangeliseren. Hij sprak de regering aan op de rechten van religieuze minderheden zoals vermeld in de Grondwet van 1979 en stelde een gedetailleerd rapport op over de schendingen van de godsdienstvrijheid. De speciale vertegenwoordiger van de Verenigde Naties nodigde hij naar Iran uit om met de predikanten en regeringsfunctionarissen over deze schendingen te spreken.
Bovenstaand citaat komt uit zijn pleidooi voor zijn collega Mehdi Dibaj die ter dood veroordeeld was. Dibaj kwam vrij. Maar zelf werd hij drie dagen later dood gevonden. De regering beweerde dat het een daad was van de Mudjahedien. Pas in 2001 werd bevestigd dat zijn dood onderdeel was van een reeks politieke moorden.
Verschillende familieleden zijn nog altijd actief in de internationale Pinksterbeweging van Iraniërs.
(2020)