aan U
blijft nu
heel mijn leven
weggegeven
om te ontvangen
U, mijn liefde, mijn verlangen
*10 augustus 1556, Mengeringhausen – † 26 oktober 1608, Hamburg
Philipp Nicolai is de dichter van het zogenaamde koningspaar van de kerkliederen: de liederen 749 ´Op waakt op´, zo klinkt het luide en 518 Hoe helder staat de morgenster.
Hierbij moeten we het over de pest hebben. Wat een ellende heeft deze ziekte eeuwenlang teweeg gebracht! Van 1347-1351 velde de Zwarte Dood een derde deel van alle Europeanen, destijds enkele tientallen miljoenen. Ook daarna veroorzaakte de ziekte bij vlagen enorme epidemieën, tot einde negentiende eeuw door de uitvinding van de antibiotica deze infectieziekte beheersbaar werd.
In 1599 werd de Westfaalse stad Unna getroffen. En Philip Nicolai was toen daar predikant. Hij was zoon van een Lutherse geestelijke en had theologie gestudeerd in Erfurt en Wittenberg. Als pastor in Herdecke had hij moeten vertrekken voor Spaanse soldaten. Daarna was hij predikant geweest van een ondergrondse kerk in het katholieke Keulen. In 1596 was hij predikant geworden in Unna. Toen de dood er rondwaarde en honderden kerkleden omkwamen gebruikte hij verschillende afweermiddelen tegen de schadelijke geuren, maar zijn voornaamste reukwerk bestond uit onafgebroken gebeden tot God, schreef hij. ‘Of ik leef, of ik sterf, ik ben van Christus’ hield hij zichzelf steeds voor. Toen de pest was uitgewoed schreef Nicolai de liederenbundel Freudenspiegel des ewigen Lebens, een visioen van de hemel in het aangezicht der dood. Hierin staan de twee beroemde koralen ´Wie schön leuchtet der Morgenstern´ en ´Wachet auf, ruft uns die Stimme´.
Wanneer de tekst gecentreerd wordt afgedrukt krijgen de strofen de vorm van een avondmaalsbeker. Zo verwijst de vorm naar de inhoud. De melodiesprongen van ‘Wachet auf’ drukken prachtig de trompetsignalen uit van de torenwachters. Zoals wel meer liedmakers uit de zestiende eeuw schreef hij dus zowel tekst als melodie. Johann Sebastian Bach schreef rond ´Wachet auf´ een sublieme cantate voor het einde van het kerkelijk jaar. En Händel gebruikte een regel uit hetzelfde lied in het ‘Hallelujah’ uit de Messiah.
De laatste jaren van zijn leven was Nicolai hoofdpredikant van de St.-Katharinenkirche te Hamburg.
Nicolai’s liederen staan in de traditie van de Hoogliedmystiek. De ziel wil als bruid niets liever dan helemaal verzinken in de liefde van bruidegom Jezus Christus. Vreemde beeldspraak? Maar is het verlangen dat hier wordt aangeroerd wel zoveel anders dan dat van het smachtende liedje van Claudia de Breij ‘Mag ik bij jou…’?
2017