Daniël Chantepie de la Saussaye in het Leeuwarder pantheon?
Zijn graf is keurig onderhouden nog altijd te vinden op de authentiek negentiende-eeuwse Zuiderbegraafplaats in Groningen. Zijn 200ste geboortedag valt samen met de vijftigste sterfdag van Karl Barth. Als twee ‘kerkvaders’ van het Nederlandse protestantisme zo’n datum delen, wordt het tijd om de Nederlander op te nemen in het pantheon van 100 belangrijke Leeuwarders, verzameld door het Historisch Centrum Leeuwarden. Er staan al wel een paar theologen, organisten en andere prominente protestanten op de lijst, tussen de sporthelden, politici, ondernemers en kunstenaars met Leeuwarder wortels of een periode van verblijf in de Fryske Haadsted. Maar ook bij de digitale uitbreiding ontbreekt zijn naam nog. Zijn tweede taal naast het Nederlands was weliswaar geen Fries, maar Frans. Maar Leeuwarden was de broedplaats van het ei waaruit een van de belangrijkste stromingen in ons vaderlandse protestantisme tevoorschijn is gekomen.
La Saussaye sr. heeft in het derde kwart van de negentiende eeuw de koers uitgezet voor de gematigd-orthodoxe omgang met de protestantse geloofstraditie met een open oog voor de culturele en wetenschappelijke ontwikkelingen. Hij bepleitte en beoefende het ‘irenische’ debat, dus de dialoog, tussen de ‘rigtingen’ van geloof entheologie die steeds verder uiteen dreven. Theologisch vond hij over de Reformatie heen aansluiting bij klassieke noties uit de Augustijnse traditie voor zijn eigentijdse antwoord op de uitdagingen van moderne wetenschap en post-revolutionaire burgermaatschappij. Hij was ook pionier van theologische verbondenheid met het jodendom onder invloed van Isaäc da Costa en Abraham Capadose. Hij liet zich theologisch al uitdagen door het zionisme toen het nog nauwelijks bestond, zonder te vervallen in ronkende christenzionistische apocalyptiek. Hij was een bekwaam beoefenaar van ‘bijbelse theologie’ of ‘theologische exegese’.
De zes jaar van zijn predikantschap in Leeuwarden (1842-1848) zijn belangrijk geweest als fase van studie en ontmoetingen die hem voorbereidden op deze pioniersrol. Hij had in de kleine Waalse gemeente ruim de tijd voor studie. Hij was het eerste Leeuwerder lid van het Friesch Godgeleerd Gezelschap waarin sinds 1838 jonge Friese theologen in een walm van tabak een soort intervisiegroep vormden die in de geest van de ‘Groninger theologie’ aan beschaving wilden werken. Zijn bijdrage ‘Eenige denkbeelden over de apologetische wetenschap’ op 6 maart 1846 is dankzij de samenvatting in het notulenboek zijn oudste bewaard gebleven uiting van theologische reflectie. Je kunt het zien als de eerste uiting van ‘ethische theologie’ die een andere koers ging.
Veel aanhangers van de ‘ethische richting’ raakten in de loop van de twintigste eeuw onder invloed van de theologie van Barth. Prominent voorop O. Noordmans en K.H. Miskotte. Gerardus van der Leeuw, de liturgievernieuwer en na-oorlogse minister van cultuur, mag hier ook genoemd. Dankzij de ethischen is de Protestantse Kerk een ‘belijdende kerk’ en geen ‘belijdeniskerk’, net zoals de Hervormde Kerk dat was sinds de kerkorde van 1951.
Karl Barth zette zich af tegen de burgerlijke theologie van de negentiende eeuw. Maar hij vroeg zich ook af er in de ervaringstheologie van de grote vader van die negentiende eeuw, D.Fr. Schleiermacher, toch misschien een ’tegoed’ was dat hij niet had verwerkt. Wat Barth als waardevol erkende is ook voluit te vinden bij la Saussaye sr.: de insteek bij de geloofskennis en het geweten als plek van ‘het getuigen van de Geest met onze geest’, met een grote gevoeligheid voor de psychologie van het geloof. De waarheid komt minder autoritair ‘von Oben’. De slogan ‘de waarheid is ethisch’ betekende eerder dat de christelijke leer als mystagogie begrepen moest worden dan als ethiek.