Zij zullen ons niet hebben de goden van deez’ eeuw
Kan een conférencier ook op een getuigenkalender staan? Een van de belangrijkste vernieuwingsbewegingen in het protestantisme van de negentiende eeuw was het Réveil. Daarvan was Da Costa de ziel. De grachtenpanden van de Réveilaanhangers uit hogere kringen waren groot genoeg voor samenkomsten: conférences. Bij de Bijbelstudies van Da Costa en zijn vrije improvisaties over allerlei onderwerpen op theologisch en maatschappelijk terrein was het vaak druk en hing men aan zijn lippen.
Isaäc da Costa was van portugees-joodse komaf. Hij studeerde rechten en letteren en schreef toneelstukken en dichtwerken. Enkele liederen kwamen in gezangenbundels. Met zijn neef Abraham Capadose had hij zich in 1823 laten dopen in de Pieterskerk in Leiden. Nog in hetzelfde jaar publiceerde hij een brochure Bezwaren tegen de geest der eeuw. Het was een reactionair protest tegen allerlei uitingen van de verlichte en liberale tijdgeest, geïnspireerd door hun leermeester Willem Bilderdijk.
Bilderdijk had niet alleen een romantisch ideaal over een calvinistisch-christelijk Nederland op hen overgebracht, maar ook liefde voor de geschiedenis van hun eigen joodse volk. Uit de pen van Da Costa kwamen dan ook niet alleen pathetische gedichten die de driehoek ‘God-Nederland-Oranje’ verheerlijkten en Nederland tot het Israël van het Westen verklaarden, maar ook een belangrijke Geschiedenis van de Joden. Da Costa bracht zijn geloofsgenoten daarmee diepe eerbied bij voor het Joodse volk als volk. Hij nam de toenemende maatschappelijke gelijkberechtiging van de Joden in Europa met instemming waar. Tegelijk hield hij vast aan het ideaal van Nederland als een christelijke natie en keek hij als ‘Bijbelgetrouw’ christen uit naar de terugkeer van het Joodse volk naar het land van de Bijbel. Zijn zionisme had al met al een nationalistische tint.
Toen in 1848 zoals hij had voorzien in Europa ‘tronen vielen, vorsten vloden’ omarmde hij de nieuwe grondwet. Dat wekte de toorn van Groen van Prinsterer, de ‘generaal’ van de antirevolutionairen. Ze verschilden ook al van mening over de weg naar herstel van de ‘vervallen’ Hervormde Kerk. Da Costa bepleitte een ‘medische’ in plaats van een ‘juridische’: liever door inhoudelijk debat dan door formele leertucht. En hij verzette zich ook niet – tot teleurstelling van Capadose – tegen de pokkeninenting. Het viel dus uiteindelijk wel mee met zijn bezwaren tegen de geest van zijn eeuw.
Toen hij begraven werd puilde de Nieuwe Kerk te Amsterdam uit. Nederland had een gepassioneerde geloofsgetuige verloren.
(Over die uitvaart schreef mijn in 2103 overleden leermeester prof. dr. Otto J. de Jong ooit een artikel. Opmerkelijk was dat er in protestantse uitvaarten niet gezonden werd, ook niet bij die van deze dichter)