Je hebt het gewicht van de zonde niet voldoende gewogen
De zin over het gewicht van de zonde komt uit de mond van Anselmus tegen zijn fictieve gesprekspartner Boso, in het tractaat Cur deus homo: waarom God mens werd. De monnik, abt en latere aartsbisschop Anselmus formuleerde daarin kort na het begin van het tweede christelijke millennium de zogenaamde ‘juridische verzoeningsleer’. Boso vroeg waarom God niet kon vergeven zonder kruis. Anselmus ontvouwt dan de betekenis van het offer van Christus met begrippen als schuld, straf, genoegdoening, plaatsvervanging, vergeving. Deze zijn ontleend aan het Nieuwe Testament, maar ook aan de rechtspraak van zijn tijd. Daarin speelden geschonden eer en eerherstel een grote rol.
Niet alleen in de praktijken van boete en biecht, de liturgie en de theologie van de Middeleeuwen werkte dit door. Ook de verzoeningsleer van de Reformatie is Anselmiaans van toonzetting. Zoals veel protestantse kerkliederen, de Mattheüspassie van Bach of de liederen van Johan de Heer dat zijn. Anselmus heeft voor een heel millennium school gemaakt. De westerse verzoeningsleer is een culturele prestatie van even groot formaat als de gothische kathedralen.
Deze verzoeningsleer is langzaam maar zeker in diskrediet geraakt. Niet alleen door de extreme uitwerkingen, waardoor het Evangelie van verzoening door voldoening degenereerde tot een evangelie van betutteling, schuldgevoel en aangeleerde depressiviteit. ‘Jezus voor onze zonden gestorven’ werd teveel een gestolde formule. En een begrip als genoegdoening werkt niet meer in een cultuur die eerwraak achter zich gelaten heeft.
Maar midden in dat geschrift staat een kleine gelijkenis, een parel van een parabel vanwege het prachtige Godsbeeld, bijna vrouwelijk. Iemand staat stil, bukt zich om iets heel kleins, maar o zo kostbaars op te rapen uit de modder waarin het gevallen was. Dat is min of meer wat de Kerk van Oost en West het eerste millennium had geleerd: hoe de goddelijke verlossing mensen optilt uit verlorenheid en verstriktheid in zonde. Maar er gebeurt nog iets. De parel van grote waarde (de mens met zijn ziel) wordt gewassen om zijn oorspronkelijke zuiverheid te laten zien. Het is Gods eer te na om zijn kostbaarheden niet te laten schitteren.
Anselmus schreef nog veel meer. Met hem begon de wetenschappelijke theologiebeoefening. Hij ontwikkelde standaarden van disputeren en argumenteren. Daarbij was het theologiseren nog helemaal ingebed in het Benedictijnse kloosterleven, met zijn dagelijkse ritmes van liturgisch gebed en meditatie. Een van zijn andere beroemde formules is ‘Geloof zoekt begrip’. Theologie moet beoefend worden als een vorm van liefde die dieper wil leren kennen. En deze gedachte kan evenals die gelijkenis van de parel nóg wel een millennium mee.
(2017)