Het Christendom vernieuwt de Heidensche maatschappij ook in dezen zin, dat het nieuw leven geeft aan die gewoonten en gebruiken, die zich laten bezielen door nieuwe gedachten
Toeristische tv-programma’s willen culturen met veel kralen, volksdansen, vreemde soepjes en geurige dampen in rieten hutten nogal eens idealiseren. In ‘de eeuw van de zending’ keek men daar toch wat anders tegen aan. In 1895 arriveerde de taalgeleerde Nicolaas Adriani met zijn pas getrouwde vrouw en deskundig medewerkster Maria Gunning arriveerde in Poso, om daar voor het Nederlands Bijbelgenootschap te gaan werken met het zendingsechtpaar Kruyt. Deze streek van Celebes/Sulawesi stond nog niet onder Nederlands gezag. Er werd nog aan koppensnellen gedaan, stammenoorlog, heksenmoord, rituele verminking en slavernij. Het koloniale gezag zou er snel het oog op slaan vanwege de bodemschatten. De zending was er al, op zoek naar kansen voor de boodschap van het Evangelie.
Adriani wordt vaak in één adem genoemd met A. C. Kruyt. Twee grote pioniers van de protestantse zending in Nederlands-Indië. Hij was vooral de taalgeleerde, Kruyt de missionaris. Taal fascineerde hem al jong. Van Amsterdamse dialecten tot moderne poëzie en klassieke literaire werken. Hij ging Indonesische taal en letterkunde studeren, met een loopbaan in het verschiet bij het Bijbelgenootschap. Tijdens zijn studie had ‘de verborgen omgang met Christus’ leren kennen.
Bijbelvertaalwerk kon niet ‘zonder werkelijk deel te nemen aan het leven der Inlanders in hunne maatschappij’. Met zijn vrouw leefde hij dus tussen de Toraja’s. Pionieren betekende gevaarlijke reizen, ontberingen, ziektes, omgaan met tegenstand van bevolking, soms gedwongen verhuizing, confrontatie met bendes. Ze gingen tot diep in het oerwoud, maar ook diep in de cultuur van de Minehasa, hun verhalen, rituelen. Ging het vooral om het Bare’e, een ongeschreven taal met tientallen streekvarianten, hij begeleidde ook taalprojecten van anderen, gaf les aan zendingsarbeiders en taaladvies aan het Nederlandse gouvernement. Gebaseerd op heel gedetailleerd onderzoek kwamen er grammatica’s, verhalenverzamelingen, woordenboeken, gezaghebbende publicaties over talen en culturen van Celebes tot stand. In zijn Bijbelvertaalwerk gebruikte hij soms totaal andere beelden dan in de oorspronkelijke tekst. Zijn werk heeft discussies over vertaalwerk decennia lang diepgaand beïnvloed.
Pas toen de Toraja’s in de jaren 1906-1909 aan dat gouvernement waren onderworpen geraakt kwamen ook de eerste dopelingen. Adriani zag wel dat de zending het verzet tegen het koloniaal gezag had verzwakt, maar was niet tegen dat gezag, mits het zich liet corrigeren in haar neiging tot ondoordachte en abrupte ingrepen in de cultuur. Hij bepleitte de zending onder aniministische volken ook om hen te behoeden voor islamisering.
Van jongsaf had hij met veel gezondheidskwalen te maken. Om niet te veel te hoeven reizen voor schoolbezoek had hij bij een oom in huis gewoond. Later onderging hij twee maagoperaties, zonder veel succes. In 1914 werd repatriëring noodzakelijk. In 1926 teruggekomen om zijn vertaling van het Nieuwe Testament te voltooien bracht na nog één tocht te voet door het geliefde Poso-gebied een dubbele longontsteking de dood.
De bijbelse boodschap van Gods vergevende mensenliefde is nu in zo’n 2500 talen beschikbaar. Wat een inspanningen daar voor nodig waren en zijn!